- 2 dagen geleden
- 2 minuten om te lezen

Recent werd één van onze cliënten gedagvaard voor het stellen van ‘voorbereidende handelingen met betrekking tot verdovende middelen of psychotrope stoffen’. Volgens het Openbaar Ministerie bestonden deze handelingen uit het recupereren van zogenaamd ‘plantagemateriaal’ uit een opslagruimte, met het oog op de verkoop ervan en/of het zelf aan te wenden in een nog op te zetten plantage.
Â
Onze cliënt fungeerde echter louter als tussenpersoon waarbij het ontbrak aan een crimineel oogmerk. Om een vriend – tevens medebeklaagde – ter hulp te zijn, heeft hij een aantal personen aangesproken om te helpen bij het leegmaken van diens opslagplaats. Hij nam evenwel zelf geen deel aan het leegmaken, noch aan de verdeling of de verdere bestemming van het materiaal. Zijn rol bleef beperkt tot het in contact brengen van personen – niet meer, niet minder. Het was nadien dat diegenen die de opslagplaats leegmaakten het plan opvatten om een cannabisplantage op te zetten met het aangetroffen materiaal.
Â
Ons kantoor benadrukte bij de verdediging van haar cliënt de invulling van het juridisch begrip ‘voorbereidende handelingen’ door onder andere rechtspraak van de correctionele rechtbank van Luik. Daaruit bleek ontegensprekelijk dat de geviseerde voorbereidende handelingen moeten worden uitgevoerd met de vooraf bestaande intentie om een strafbaar feit tot stand te laten komen dat betrekking heeft op ofwel de onwettige aanmaak, de verkoop, de levering van verdovende middelen, ofwel op het telen van planten waaruit deze verdovende substanties getrokken kunnen worden.
Â
Het Openbaar Ministerie probeerde in dit dossier de loutere (eventuele) verkoop of intentie tot verkoop van het opgeslagen materiaal – enkel en alleen omdat het als ‘plantagemateriaal’ wordt omschreven – onder het begrip van strafbare voorbereidende handelingen te plaatsen. Deze kwalificatie houdt echter juridisch geen stand.
Â
De verkoop van materiaal impliceert immers dat de verkoper afstand doet van deze goederen. Dit staat haaks op het vereiste opzet van de Drugswet, waarbij de wetgever net een actieve betrokkenheid vereist bij de voorbereiding van illegale teelt of productie. Een afstandshandeling, zoals verkoop, wijst niet op een intentie om zelf te telen of te produceren, maar net op het tegenovergestelde.
Â
Het uitsluitend (willen) overdragen van dit materiaal in ruil voor een geldsom valt dan ook niet onder het materiële toepassingsgebied van de artikelen 2bis, 4 en 6, lid 1, artikel 2, 12°, 14°, en 18° en artikel 3 van de Drugwet.
Â
De rechtbank van eerste aanleg Antwerpen volgde deze redenering en stelde cliënt als enige volledig buiten zake.
Â
Deze zaak toont duidelijk het belang aan van het zorgvuldig toekijken op een correcte invulling van juridische begrippen en het gevaar om handelingen die maar enigszins verdacht lijken onterecht onder het toepassingsgebied van een misdrijfomschrijving te brengen.